Een veelvoorkomend knelpunt in overeenkomsten waarop de UAV-GC 2005 (hierna “UAV-GC”) van toepassing is, is de afstemming van het ontwerp op de bodemgesteldheid. Hierover worden dan ook regelmatig zaken bij de rechtbank en de Raad van Arbitrage (hierna “RvA”) aanhangig gemaakt. In deze blog staat de verantwoordelijkheid voor afstemming van het ontwerp op de bodemgesteldheid door Opdrachtnemer centraal.
Oorzaak geschillen over bodemgesteldheid
Een van de oorzaken van geschillen over de bodemgesteldheid is dat het in de praktijk vaak voorkomt dat de Opdrachtgever gedurende de aanbestedingsprocedure slechts een beperkte hoeveelheid informatie verstrekt over de bodemgesteldheid. Een aanvullend bodemonderzoek is dan in veel gevallen een vereiste voor het creëren van een deugdelijk ontwerp door de Opdrachtnemer. Tegelijkertijd is het in verband met de procedurele eisen die gelden tijdens het aanbestedingsproces evenals tijd, geld en eigendomsrechten veelal onmogelijk voor de Opdrachtnemer om voorafgaande aan de inschrijving zelfstandig een aanvullend bodemonderzoek te (laten) verrichten. Ondertussen bestaat de onzekerheid dat de opdracht aan een ander wordt gegund. Dit heeft veelal tot gevolg dat het aanbiedingsontwerp niet altijd goed aansluit op de daadwerkelijke toestand van de bodem.
Wat u leest in deze blog: de geldende regels en rechtspraak
U leest hierna eerst hoe het thema informatie (over bodemgesteldheid) is geregeld in de UAV-GC. Vervolgens leest u hoe in de praktijk met die informatie wordt omgegaan. Aan de hand van jurisprudentie wordt uitgelegd dat in veel gevallen een goede afstemming van het ontwerp op de bodem tot de risicosfeer van Opdrachtnemer behoort. Deze blog sluit af met een antwoord op de vraag of de verantwoordelijkheid van Opdrachtnemer voor afstemming van het ontwerp op de bodemgesteldheid wordt begrensd.
Uitgangspunten van de UAV-GC 2005
De Opdrachtgever is op grond van § 13 lid 1 van de UAV-GC verantwoordelijk voor afstemming van de ontwerpwerkzaamheden op de bodemgesteldheid. Daarvoor dient de Opdrachtnemer over voldoende informatie te beschikken om ten tijde van de aanbestedingsprocedure principe keuzes te kunnen maken. De UAV-GC verplichten de Opdrachtgever alle informatie aan de Opdrachtnemer te verstrekken waarover hij beschikt en die noodzakelijk is om het werk conform de overeenkomst te realiseren (§ 3 lid 1 van de UAV-GC). In de toelichting staat overigens dat de Opdrachtgever geen informatie hoeft te verstrekken die de Opdrachtnemer langs andere weg kan verkrijgen. Dit uitgangspunt vindt men terug in jurisprudentie van de RvA. De Opdrachtgever is verder in beginsel aansprakelijk voor het verschaffen van onjuiste informatie. Daarentegen moet de Opdrachtnemer de Opdrachtgever waarschuwen voor evidente fouten in de verstrekte informatie (§ 4 lid 7 onder e UAV-GC). Opdrachtgever en Opdrachtnemer hebben dus over en weer verplichtingen waar het gaat om verstrekking van informatie, de juistheid van informatie en de juiste verwerking van informatie.
Beperkte, maar correcte informatie is toegestaan
Een voorbeeld hoe informatieverstrekking over bodemgesteldheid in de praktijk tot problemen kan leiden is een zaak van de RvA van 4 augustus 2017 (zie hier voor de uitspraak). Tijdens de aanleg van een nieuwe rijksweg bleek de bodemgesteldheid slechter dan bij aanvang gedacht. Volgens de Basisovereenkomst was de Opdrachtnemer verantwoordelijk voor het gehele ontwerp. De rapportage geotechnisch bodemonderzoek, die door de Opdrachtgever bij de aanbesteding ter beschikking werd gesteld, bleek weinig informatie te verschaffen. Bij de inschrijving gaf de Opdrachtnemer uitdrukkelijk aan dat aanvullend grondonderzoek moest worden verricht. De Opdrachtgever had aan het verrichten van aanvullend grondonderzoek een aantal voorwaarden verbonden, waardoor het onderzoek niet meteen kon plaatsvinden. Nog voor het nader bodemonderzoek had de Opdrachtnemer toch al het originele ontwerp, een op staal gefundeerde tunnelbak, gewijzigd naar een hoog gefundeerd dek op palen. Later bleek het nieuwe ontwerp niet aan te sluiten op de bodemgesteldheid. Daardoor moest de Opdrachtnemer weer overstappen op een op staal gefundeerde tunnelbak. De Opdrachtnemer was van mening dat de Opdrachtgever onvoldoende informatie had verschaft over de bodemgesteldheid en dat de extra kosten voor rekening van de Opdrachtgever dienden te komen.
De RvA denkt daar anders over en overweegt dat de Opdrachtnemer verantwoordelijk is voor afstemming van het ontwerp op de bodemgesteldheid, aangezien de Opdrachtnemer alle ontwerpverantwoordelijkheid droeg. Vervolgens wordt geoordeeld dat de informatie van de Opdrachtgever over de bodemgesteldheid weliswaar beperkt was, maar wel correct. Volgens arbiters konden de inschrijvers rekening houden met de variabele bodemopbouw op basis van de verschafte informatie. Daarnaast bleek uit de verklaring van de Opdrachtnemer bij inschrijving, waarin was aangegeven dat nader bodemonderzoek moest worden verricht, dat de Opdrachtnemer hier rekening mee had gehouden. Slotsom op dit punt is dat een wijziging van het ontwerp door de Opdrachtnemer – zonder eerst nader bodemonderzoek te hebben verricht – voor risico van de Opdrachtnemer dient te komen.
Beschikking over informatie
De RvA heeft ook een duidelijk standpunt over welke informatie allemaal door de Opdrachtgever aan Opdrachtnemer moet worden verstrekt. Volgens de RvA hoeft de Opdrachtgever alleen de informatie te verstrekken waarover hij zelf beschikt (zie hier). Bij de renovatie van de Wilhelminasluis in Zaandam werd door de Opdrachtnemer terecht uitgegaan van een onjuiste situatie van de ondergrondse constructie. Als gevolg van het vastlopen van de werkzaamheden, komt de Opdrachtnemer na historisch archiefonderzoek tot de conclusie dat de daadwerkelijke constructie noodzaakt tot een wijziging van het ontwerp. Arbiters overwegen dat zowel de aannemer als de Provincie niet over de informatie beschikten. De informatieplicht van de Provincie is beperkt tot informatie waarover de Provincie zelf beschikt; daaronder vallen niet de gegevens van het archiefonderzoek. Conclusie van de RvA: geen schending van de informatieplicht.
Onbegrensde verantwoordelijkheid Opdrachtnemer?
Wellicht dat de herziening van de UAV-GC tot een andere aanpak leidt, maar vooralsnog blijkt de Opdrachtnemer een vergaande verantwoordelijkheid ten aanzien van de bodemgesteldheid te hebben. Onvoldoende informatie over de bodemgesteldheid en het verrichten van aanvullend onderzoek komt doorgaans voor risico van de Opdrachtnemer. Toch is de verantwoordelijkheid van de Opdrachtnemer niet onbegrensd. In de behandelde uitspraak over de nieuwe rijksweg lag de volledige ontwerpverantwoordelijkheid bij de Opdrachtnemer. Ligt deze verantwoordelijkheid deels bij de Opdrachtgever of geeft de Opdrachtgever aanwijzingen ter zake van het ontwerp, dan kan de Opdrachtgever onder omstandigheden toch verantwoordelijk zijn voor afstemming van de werkzaamheden op de bodemgesteldheid. De verantwoordelijkheid is dus grotendeels afhankelijk van de verdeling van de werkzaamheden in het concrete geval.
Concluderend is het – met de jurisprudentie in het achterhoofd – voor Opdrachtnemer, maar eigenlijk voor beide partijen, van belang om bij de inschrijving (en gedurende de looptijd van de overeenkomst) rekening te houden met de informatie, verklaringen over-en-weer en voorbehouden omtrent de bodemgesteldheid. Daarnaast is de verdeling van de ontwerpwerkzaamheden van wezenlijk belang voor de verantwoordelijkheid van partijen.
Neem contact op