Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 22 november jl. een uitspraak gedaan over de verplichte openbaarheid van het UBO-register in verhouding met het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Zij heeft de onderliggende bepaling van de anti-witwasrichtlijn ongeldig verklaard. Desalniettemin blijven organisaties tot nader order verplicht hun UBO-gegevens aan te leveren.
Het UBO-register
UBO staat voor Ultimate Beneficial Owners, oftewel uiteindelijk belanghebbenden. Dit zijn mensen die de uiteindelijke eigenaar zijn of zeggenschap hebben over een organisatie, bijvoorbeeld doordat zij een groot deel van de aandelen in handen hebben van een besloten vennootschap.
Op grond van de vierde Europese anti-witwasrichtlijn moeten organisaties hun UBO’s inschrijven in het UBO-register. Dit register was toegankelijk voor personen met een legitiem belang, zoals bevoegde autoriteiten. Op grond van de vijfde anti-witwasrichtlijn diende een deel van het UBO-register vervolgens verplicht openbaar te worden voor iedereen, waardoor een zestal verschillende persoonsgegevens (voor- en achternaam, geboortemaand en –jaar, nationaliteit, woonstaat en het economisch belang van de UBO) voor een ieder toegankelijk werden. Middels deze transparantieverplichting beoogde de Europese wetgever het witwassen van geld en financiering van terrorisme (verder) in te dammen.
Nederlandse organisaties moesten hun UBO’s voor 27 maart 2022 hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Uitspraak van het Hof
Het Hof oordeelde dat de vereiste publieke toegankelijkheid van het UBO-register een ernstige inmenging vormt op het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens van de uiteindelijk belanghebbenden.
Deze inmenging kan worden gerechtvaardigd indien de maatregel een doelstelling van algemeen belang nastreeft en noodzakelijk en proportioneel is. Hoewel het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering een doelstelling is van algemeen belang, is de maatregel niet beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is. Zo kan de UBO-informatie gebruikt worden om profielen op te stellen van UBO’s, welke vervolgens gebruikt zouden kunnen worden voor andere doeleinden dan die van de anti-witwasrichtlijn.
Dat de Europese Commissie het lastig vindt om te bepalen wanneer sprake zou zijn van een ‘legitiem belang’ tot inzicht in de UBO-informatie (zoals gold onder de vierde anti-witwasrichtlijn), acht het Hof onvoldoende om aan iedereen toegang te bieden.
Gevolgen voor Nederlandse organisaties
Minister Kaag heeft de Kamer van Koophandel gevraagd om tot nader order geen informatie meer uit het UBO-register te verstrekken. Naar verwachting zal de minister, in overleg met de Europese Commissie, onderzoeken op welke manier en in hoeverre de UBO-informatie verstrekt kan (blijven) worden, bijvoorbeeld ingeval van opsporingsactiviteiten.
Desalniettemin blijft de verplichting tot registratie van UBO’s onverkort van kracht. Door organisaties die UBO-gegevens dienen aan te leveren, kan zekerheidshalve overwogen worden om te verzoeken tot afscherming van hun gegevens. Dit verzoek kan eventueel gemotiveerd worden door te verwijzen naar de uitspraak van het Hof.
Het is verder nog onduidelijk in hoeverre deze uitspraak gevolgen heeft voor andere Europese regelingen die verplichten tot publieke toegankelijkheid van (persoons)gegevens.
Neem contact op