Op 4 april 2022 is de wet tot ‘Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs met het oog op de verbetering van de rechtsbescherming van mbo-studenten’ gepubliceerd in het Staatsblad. Middels wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs (‘WEB’) wordt beoogd de rechtspositie van mbo-studenten te verbeteren en waar mogelijk te harmoniseren met het hoger onderwijs alsmede de administratieve lasten van mbo-instellingen te verminderen. Naar verwachting zal de wet per 1 augustus 2023 in werking treden.
Het wetsvoorstel is op 8 februari 2022 aangenomen door de Tweede Kamer en op 22 februari 2022 in de Eerste Kamer als hamerstuk afgedaan. Dit betekent dat er voor mbo-studenten en mbo-instellingen veel zal veranderen vanaf het studiejaar 2023-2024.
Afschaffing onderwijsovereenkomst
De onderwijsovereenkomst – die momenteel alleen nog bestaat in het mbo – wordt afgeschaft. Er bestaat veel onduidelijkheid en ontevredenheid over de rechten en plichten van de student op grond van de onderwijsovereenkomst, die wordt gesloten tussen de instelling en de student. Door het afschaffen van de onderwijsovereenkomst wordt beoogd een eerlijkere en gelijkere positie te creëren tussen onderwijsinstelling en student. De rechten en plichten die nu in de onderwijsovereenkomst zijn opgenomen moeten worden overgezet naar de onderwijs- en examenregeling (‘OER’) (dit betreft opleidingsgerelateerde bepalingen) en een toegankelijk en begrijpelijk studentenstatuut (dit betreft algemene instellingsbepalingen, zoals verzuim, schorsing, verwijdering, BSA en klacht- en geschillenbehandeling).
Rechtsbescherming mbo student
De rechtsbescherming van de mbo student wordt toegankelijker. Momenteel kunnen mbo-studenten alleen bij de civiele rechter terecht, omdat er op grond van de onderwijsovereenkomst sprake is van een contractuele verhouding tussen student en onderwijsinstelling. Daarnaast bestaat er ook geen verplichte interne rechtsgang. Met afschaffing van de onderwijsovereenkomst is de weg open gezet voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming. Onderwijsinstellingen moeten een onafhankelijke geschillenadviescommissie in het leven roepen of zich bij een bestaande geschillencommissie aansluiten, waar de student bezwaar kan maken tegen beslissingen van het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling (bijvoorbeeld toelatings- of verwijderingsbeslissingen of de beoordeling van beroepspraktijkvorming). De geschillenadviescommissie geeft vervolgens advies aan het bevoegd gezag. De commissie van beroep voor de examens blijft bevoegd voor geschillen die gerelateerd zijn aan examens en het BSA en de klachtencommissie blijft bestaan voor klachten over gedragingen. De onderwijsinstelling moet voorzien in een toegankelijke faciliteit die klachten en bezwaren in ontvangst neemt en deze doorstuurt naar de juiste commissie.
Tegen de afwikkeling van een geschil door de geschillenadviescommissie of de commissie van beroep voor de examens, kan in eerste en enige aanleg beroep ingesteld worden bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’).
In artikel 7.5.9 WEB (nieuw) is geregeld dat een beslissing van een orgaan van de onderwijsinstelling genomen jegens een student op grond van de WEB, wordt aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (‘Awb’). Daarmee zijn alle Awb-voorschriften over het nemen van besluiten van toepassing voor zowel openbare als bijzondere onderwijsinstellingen. De burgerlijk rechter blijft natuurlijk in alle gevallen bevoegd voor geschillen over bijvoorbeeld onrechtmatige daad of schadevergoeding.
In de memorie van toelichting is dat als volgt schematisch weergegeven:
Rechtsbescherming hoger onderwijs
De wet wijzigt op één onderdeel ook de Wet Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (‘WHW’). Voor het hoger onderwijs geldt dat het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (‘CBHO’) wordt opgeheven en vervangen wordt door de Afdeling, alwaar in eerste en enige aanleg beroep kan worden ingesteld. De werkzaamheden en aanhangige zaken van het CBHO zullen worden overgedragen aan de Afdeling.
Op de regel dat alle beroepen worden voorgelegd aan de Afdeling, bestaat voor zowel het mbo als het hoger onderwijs één uitzondering. Het is voor bijzondere instellingen mogelijk om vanwege de levensbeschouwelijke aard (denominatie) van de instelling, zelf of in samenwerking met andere bijzondere instellingen, een college van beroep bijzonder onderwijs in het leven te roepen. Bovendien geldt het wetsvoorstel uiteraard niet voor niet-bekostigd onderwijs.
Overig
Naast bovenstaande wijzigingen zullen ook de volgende aanpassingen worden doorgevoerd voor het mbo:
- De positie van gehandicapte en chronisch zieke mbo-studenten wordt versterkt en het toezicht op onderwijsinstellingen verzwaard;
- De mogelijkheden tot informatiedeling met ouders van minderjarige studenten worden verduidelijkt door introductie van een rapportageplicht;
- Er worden bepalingen omtrent schorsing en verwijdering in de WEB opgenomen;
- Er wordt voorzien in financiële ondersteuning voor studentbestuursleden in het mbo.
De MBO-raad heeft, in maart 2022 in samenwerking met het Ministerie van OCW, een Q&A over het wetsvoorstel gepubliceerd.
Vragen aan onze advocaat onderwijsrecht?
Heeft u vragen over bovenstaande of andere vragen over het onderwijsrecht, neem dan gerust contact op.
Neem contact op