Recent heeft de Minister van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid (SZW) de Tweede Kamer per brief geïnformeerd over het voorgenomen beleid met betrekking tot de ZZP’er. Hieruit volgt welke maatregelen de Minister SZW voornemens is in te voeren in geval van het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige.
Belangrijkste maatregelen
Het beleid met betrekking tot ZZP’ers is met name gericht op het bieden van bescherming en voorkomen van misbruik. Anderzijds vindt men het van belang om zelfstandigen aan de bovenkant van de arbeidsmarkt de ruimte te bieden om te ondernemen. Om dit doel te bereiken heeft de Minister SZW de volgende maatregelen geformuleerd.
1. Webmodule en opdrachtgeversverklaring
Er zal een webmodule worden ontwikkeld om te beoordelen of sprake is van het verrichten van werkzaamheden in of buiten dienstbetrekking. Dit zal de webmodule vaststellen aan de hand van voorgeprogrammeerde vragen. Is er sprake van het verrichten van werkzaamheden buiten dienstbetrekking, dan zal de webmodule een zogenoemde ‘opdrachtgeversverklaring’ afgeven. De opdrachtgever hoeft dan geen premies werknemersverzekeringen en loonheffing te betalen, mits de module naar waarheid is ingevuld en er in praktijk op gelijke wijze wordt gehandeld. Deze constructie is bedoeld om opdrachtgevers meer zekerheid te geven. Het is echter niet verplicht de module te gebruiken. De opdrachtgever mag (in evidente gevallen) ook zelf een inschatting maken.
2. Minimumtarief voor de ZZP’er
Het kabinet is voornemens een generiek minimumtarief in te voeren om te voorkomen dat zelfstandigen tegen een te laag tarief worden ingehuurd. Op basis van het huidige prijspeil zou het gaan om een bedrag van EUR 16,– per uur, exclusief directe kosten.
De opdrachtgever is er verantwoordelijk voor dat het minimumtarief van EUR 16,– per uur daadwerkelijk wordt betaald. In geval van het aannemen van een opdracht tegen een totaalbedrag zal opdrachtnemer op voorhand een inschatting dienen te maken van het aantal uren en de directe kosten. De opdrachtgever dient op dat moment na te gaan of de informatie van de opdrachtnemer aannemelijk is. Achteraf dient de opdrachtnemer aan te geven of deze inschatting juist was. Als blijkt dat het minimumtarief niet is behaald dan zal de opdrachtgever de vergoeding dienen aan te vullen.
Het invoeren van een minimumtarief zou het verschil met de werknemer aan de onderkant van de arbeidsmarkt moeten verkleinen. Daarnaast zou een minimumtarief van EUR 16,– voor de zelfstandige voldoende zijn om in het bestaansminimum te voorzien.
3. Zelfstandigenverklaring
Ook voor de bovenkant van de arbeidsmarkt zullen bijzondere maatregelen worden getroffen. Door gebruik van een zogenoemde ‘zelfstandigenverklaring’ zullen partijen duidelijkheid krijgen over de vraag of de opdrachtgever gehouden is om premies en loonheffingen te betalen. Daarvoor dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:
- in de overeenkomst van opdracht is opgenomen dat partijen niet de bedoeling hebben een arbeidsovereenkomst te sluiten;
- de arbeidsbeloning bedraagt minimaal EUR 75,– per uur (gebaseerd op het prijspeil 2019);
- de overeenkomst is aangegaan voor maximaal één jaar. Wordt de overeenkomst verlengd, dan geldt de verklaring niet voor de aansluitende periode. Na een onderbreking van minimaal zes maanden begint er een nieuwe termijn te lopen;
- beide partijen hebben de verklaring ondertekend; en
- de opdrachtnemer staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
De verklaring dient voor aanvang van de werkzaamheden te worden opgesteld. Wordt aan de voorwaarden voor de zelfstandigenverklaring voldaan, dan geldt voor de opdrachtgever een vrijwaring voor het betalen van loonheffingen en premies voor de werknemersverzekeringen. Ook kan de werknemer achteraf geen aanspraak maken op doorbetaling bij ziekte, afdracht pensioenpremies of afspraken voortvloeiend uit de cao. Dit geldt ook als achteraf blijkt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het al dan niet voldoen aan voornoemde voorwaarden is doorslaggevend.
Wordt niet aan de voorwaarden voldaan, komt de vrijwaring op basis van de zelfstandigenverklaring met terugwerkende kracht te vervallen. Er zal dan op ‘normale’ wijze dienen te worden beoordeeld of er sprake is van het verrichten van werkzaamheden in of buiten dienstbetrekking.
Voortgang proces en handhaving
Het streven is om het wetsvoorstel in het derde kwartaal van 2019 open te stellen voor consultatie. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2021.
De wet zal in plaats treden van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA). Deze wet wordt op dit moment enkel gehandhaafd in geval van opzettelijk misbruik. Per 1 januari 2020 zal de handhavingsmogelijkheid worden uitgebreid. Vanaf die datum zal de Belastingdienst ook handhaven als een onderneming de aanwijzingen van de Belastingdienst niet (binnen een redelijke termijn) opvolgt.
Zoals gezegd dient het wetgevingsproces nog te worden doorlopen. Het betreft dan ook een eerste indicatie van de voorgenomen wijzigingen. Uiteraard zullen wij u op de hoogte houden van de ontwikkelingen.
Mocht u vragen hebben over het werken met zelfstandigen, neem dan contact op met een van de advocaten van het Team Arbeidsrecht.
Neem contact op