Bij het verlenen van schaarse vergunningen moeten overheden met de Europese regels inzake het vrij verkeer rekening te houden. Dat volgde al uit een uitspraak van de Raad van State van 17 juni 2017 over de toewijzing van een groot aantal vergunningen voor rondvaartboten om tot 1 januari 2020 door het centrum van Amsterdam te varen. De gemeente Amsterdam trok indertijd de eerder afgegeven exploitatievergunningen voor onbepaalde tijd in. Voor boten langer dan 14 meter werd op grond van de Europese Dienstenrichtlijn en de Nederlandse Dienstenwet een beperkt aantal tijdelijke vergunningen uitgegeven. Deze vergunningen zouden gelden tot 1 januari 2020. De Raad van State oordeelde dat het aantal vergunningen nodeloos werd beperkt.
Arrest van het Hof van Justitie van de EU van 1 oktober 2015
Het Hof van Justitie heeft zich op 1 oktober 2015 in de zaken C 340/14 en C 341/14 uitgesproken over de weigering van de gemeente Amsterdam om een exploitatievergunning te verstrekken aan een rederij die passagiers per boot wilde vervoeren over de Amsterdamse grachten. Het Hof kwam tot de conclusie dat de vergunningen niet voor onbepaalde tijd konden worden verleend wanneer het aantal beschikbare vergunningen beperkt (schaars) is.
Uitspraak Raad van State van 17 juni 2017
De gemeente besloot na het arrest van het Hof van Justitie om tijdelijk een beperkt aantal vergunningen te verlenen voor boten langer dan 14 meter. De gemeente stelde dat het afgeven van een beperkt aantal vergunningen noodzakelijk is omdat de boten de vlotte en veilige doorvaart in de stad verstoren. De rederijen daarentegen betoogden dat het gebruik van moderne stuurmiddelen (boegschroef, roerpropeller) de drukte en overlast op het water tegengaan. Het gebruik van moderne stuurmiddelen zou, volgens de rederijen, effectiever zijn in het drukken van de overlast dan het inperken van het aantal boten. De kwestie werd opnieuw aan de Raad van State voorgelegd. De Raad van State overwoog dat de gemeente ten onrechte geen betekenis had gehecht aan de effecten van moderne stuurmiddelen op de doorvaart voor boten langer dan 14 meter en oordeelde dat de beperking van het aantal beschikbare vergunningen voor dit segment niet werd gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang. De tijdelijke vergunningen moesten worden herroepen.
Uitspraak Raad van State 26 februari 2020
Na de uitspraak van 17 juni 2017 moest de gemeente Amsterdam haar vaarbeleid opnieuw herzien. In een nieuwe Overgangsregeling is daartoe bepaald dat voor vaartuigen van de op 1 april 2008 bestaande legale beroepsvaart die niet aan nieuwe doorvaartprofielen voldoen, een vergunning voor de duur van maximaal 15 jaar kan worden verleend. In die Overgangsregeling is verder bepaald dat de overgangsvergunning wordt vervangen door een vergunning voor onbepaalde tijd, indien binnen de overgangstermijn van 15 jaar wordt overgegaan op een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering (hierna: Overgangsbepaling). De voorwaarden voor een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering zouden door de gemeente worden vastgesteld maar dit is niet gebeurd. Wel waren al in de Nota Varen van 2013 voor alle rondvaartboten strengere milieueisen (uiteindelijk: zero emissie) opgenomen. Bij een besluit van 23 september 2016 is bekendgemaakt dat de Overgangsbepaling is komen te vervallen.
Canal heeft voor haar vaartuigen vergunningen aangevraagd op grond van de Overgangsregeling. Bij besluit van 23 juli 2017 zijn de gevraagde vergunningen aan Canal verleend met een geldigheidsduur tot 9 april 2023. Canal stelt dat zij een vergunning voor onbepaalde tijd had moeten krijgen gezien de totstandkomingsgeschiedenis van de Overgangsregeling indien zou worden voldaan aan de nog nader vast te stellen criteria voor een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering. Aangezien Canal voor al haar vaartuigen met een elektrische motor volledig emissievrij vaart voldoet zij aan de eisen van de Overgangsregeling en heeft zij recht op een vergunning voor onbepaalde tijd. De Rechtbank Amsterdam oordeelde dat er een kenbare belangenafweging was gemaakt wat betreft de keuze om geen milieuvoorwaarden op te stellen en de Overgangsbepaling met ingang van 23 september 2016 te laten vervallen. Het argument van Canal dat Waternet in strijd met de rechtszekerheid heeft gehandeld door de Overgangsbepaling achteraf in te trekken werd door de Rechtbank verworpen.
Op 26 februari 2020 heeft de Raad van State uitspraak gedaan. De Raad van State is niet met de Rechtbank eens en stelt dat het besluit van 23 september 2016 om de Overgangsbepaling te schrappen in strijd is met de rechtszekerheid. De Overgangsregeling is in 2008 in het leven geroepen om reders de tijd te geven zich aan te passen aan de nieuwe maatvoering van de doorvaartprofielen. Uitdrukkelijk is in de Overgangsbepaling opgenomen dat reders een vergunning voor onbepaalde tijd krijgen als zij binnen 15 jaar voldoen aan nader door de Gemeente vast te stellen milieuvoorschriften. Daarbij is bepaald dat de overgangsvergunning zal worden verleend tot het moment dat het vergunde vaartuig uit de vaart wordt genomen, mits voldaan is en wordt aan de eisen van milieuvriendelijkere bedrijfsvoering. Hieruit volgt dat de betreffende reders onder deze voorwaarden uitdrukkelijk het perspectief is geboden op een vergunning voor onbepaalde tijd. Het enkele feit dat de gemeente geen milieuvoorschriften ten aanzien van de bedrijfsvoering heeft opgesteld rechtvaardigt niet het vervallen van de Overgangsbepaling. De Raad van State verklaart dan ook het beroep van Canal gegrond.
Vragen?
Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan gerust contact op met een van onze advocaten van de sectie Overheid.
Neem contact op