Sinds het Didam-arrest is er veel rechtspraak verschenen waarin de rode draad soms maar moeilijk te vinden is. Dat maakt het er voor de praktijk niet makkelijker op. Eén van de discussiepunten is of een overeenkomst die in strijd met de Didam-regels is gesloten nietig of vernietigbaar is. In het Didam-arrest is daarover niets bepaald.
Rechtsgevolgen Didam: nietig of vernietigbaar?
Uit artikel 3:40 lid 2 BW volgt dat een overeenkomst die in strijd is met een dwingende wetsbepaling (in beginsel) nietig is. Dat is anders als de dwingende wetsbepaling (waarmee in strijd wordt gehandeld) bedoeld is om één partij te beschermen, dan geldt dat de overeenkomst vernietigbaar is.
Op 22 maart 2023 oordeelde de Voorzieningenrechter van Rechtbank Midden-Nederland dat nietigheid het juiste rechtsgevolg is. Het Didam-arrest is gebaseerd op artikel 3:14 BW (een dwingende wetsbepaling) en op het gelijkheidsbeginsel. Volgens de voorzieningenrechter wordt hiermee beoogd niet slechts één partij, maar de samenleving als geheel te beschermen. Een overeenkomst die in strijd met de Didam-regels is gesloten, valt dus volgens deze uitspraak in de categorie ‘nietigheid’ .
Op 4 april 2023 kwam het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot een ander oordeel: bij schending van de Didam-regels is de overeenkomst vernietigbaar op grond van artikel 3:40 lid 2 BW. Het gerechtshof zocht expliciet aansluiting bij de aanbestedingsregels waar vernietiging de toepasselijke sanctie is.
In de literatuur worden ook andere opvattingen verdedigd. Zoals de opvatting dat de overeenkomst rechtsgeldig is, omdat artikel 3:14 BW niet de strekking heeft om daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten. In dat geval bepaalt artikel 3:40 lid 3 BW dat nietigheid of vernietigbaarheid niet aan de orde is.
Prejudiciële vragen Hoge Raad
Bij de rechtbank Midden-Nederland lag recent opnieuw een Didam-zaak voor. Kortgezegd ging het om een partij die een perceel grond (‘snippergroen’) van de gemeente had gekocht. De rechtbank oordeelde dat de koopovereenkomst niet conform de Didam-regels tot stand was gekomen, maar dat onduidelijk is welk rechtsgevolg daaraan verbonden moet worden. De rechtbank heeft daarom hierover enkele prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad.
Andere prejudiciële vragen gaan onder meer over de toepassing van de Didam-regels op overeenkomsten die vóór het Didam-arrest zijn gesloten en of op basis van de aard van het goed (bijvoorbeeld snippergroen) redelijkerwijs kan worden aangenomen dat slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop.
De prejudiciële vragen zijn zeer welkom. Alleen door de deze kwestie aan de Hoge Raad voor te leggen, kan de voor de praktijk benodigde duidelijkheid worden verkregen. Overigens volgt nu eerst nog een tussenstap: partijen mogen zich uitlaten over de conceptvragen die de rechtbank heeft opgesteld.
Vragen
Heeft u vragen over het bovenstaande of andere vragen over aanbesteding & mededing of vastgoed & bouw, neem dan gerust contact op met onze specialisten.
Neem contact op