De aanzegverplichting geldt zowel in de situatie dat de werkgever besluit de arbeidsovereenkomst te verlengen als in de situatie waarin de werkgever besluit deze niet te verlengen. Bij een verlenging van de arbeidsovereenkomst gaan partijen samen verder. Hierdoor lijkt een mondeling aanzegging vaak afdoende en een schriftelijke aanzegging misschien minder relevant. Dat dit niet zo is blijkt uit een recente arrest van het Hof Den Haag.
Aanzegverplichting
Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geldt dat de werkgever uiterlijk één maand voor de einddatum de werknemer moet informeren over eventuele verlenging van de arbeidsovereenkomst en de bijbehorende voorwaarden. Dit moet schriftelijk aan de werknemer worden medegedeeld. Wordt aan de verplichting niet voldaan, dan heeft de werknemer recht op een aanzegvergoeding ter hoogte van één maandsalaris. Komt de werkgever deze verplichting te laat na, dan is een pro rata vergoeding verschuldigd. Met deze aanzegverplichting moet worden voorkomen dat een werknemer tot het einde van de arbeidsovereenkomst in onzekerheid verkeert over de vraag of de arbeidsovereenkomst zal worden verlengd.
Casus
De werknemer is sinds 1 september 2016 in dienst bij de werkgever. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigt van rechtswege op april 2017. Dit betekent dat de werkgever vóór 1 maart 2017 de arbeidsovereenkomst dient aan te zeggen. Op 27 februari 2017 laat de werkgever mondeling aan de werknemer weten de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden te willen verlengen. De werknemer geeft aan in het vervolg voor 36 uur te willen werken, in plaats van 40 uur. De werkgever bespreekt dit intern en stuurt op 21 maart 2017 een nieuwe arbeidsovereenkomst voor 36 uur aan de werknemer. De werknemer ondertekent deze arbeidsovereenkomst vervolgens. Echter, op 8 mei 2017 zegt de werknemer de arbeidsovereenkomst op en maakt daarnaast aanspraak op de aanzegvergoeding wegens schending van de aanzegverplichting. De werkgever stelt dat voor de werknemer geen onzekerheid heeft bestaan over de voortzetting van het dienstverband en dat het toekennen van de vergoeding in strijd is met de redelijkheid en billijkheid.
Zowel de kantonrechter als het Hof volgt de werkgever niet in dit standpunt. De wet schrijft nadrukkelijk voor dat slechts aan de aanzegverplichting is voldaan indien die schriftelijk geschiedt. Dat is in onderhavige situatie niet het geval. Het feit dat de werknemer niet in onzekerheid heeft verkeerd omdat zij wist dat haar arbeidsovereenkomst verlengd werd doet daar niets aan af, aldus het Hof Den Haag. Voor toekenning van de vergoeding is immers niet vereist dat de werknemer in onzekerheid moet hebben verkeerd. Ook staat vast dat de schriftelijke aanzegging te laat is gedaan, te weten op 21 maart 2017. Wat betreft het beroep op de redelijkheid en billijkheid oordeelt het Hof dat dit alleen in uitzonderlijke gevallen aanvaardbaar is. Het feit dat een mondeling aanzegging is gedaan en werknemer dientengevolge niet in onzekerheid verkeerde, is hiervoor onvoldoende.
Conclusie
In de praktijk zal de vraag of de arbeidsovereenkomst zal worden verlengd veelal aan bod komen in een gesprek tussen werknemer en werkgever. Uit voornoemd arrest volgt dat dit onvoldoende is omdat een strikt schriftelijkheidsvereiste geldt. Kortom, wees er alert op dat u zowel bij verlengen als niet verlengen van de arbeidsovereenkomst dit tijdig schriftelijk aan de werknemer laat weten. Dit geldt ook in het geval de voorwaarden waaronder wordt verlengd nog nader besproken dienen te worden. Daarmee voorkom je als werkgever dat de werknemer, eventueel op een later moment, nog aanspraak kan maken op de aanzegvergoeding.
Vragen voor onze specialisten arbeidsrecht?
Heeft u vragen over de aanzegverplichting, dan helpen onze advocaten & juristen arbeidsrecht u uiteraard graag.
Neem contact op