“Dat Outlaw Motorcycle Gangs (OMG) niet alleen clubs met stoere mannen met wat ruwe omgangsvormen zijn, is de afgelopen jaren steeds duidelijker geworden. Als OMG’s in het nieuws komen gaat het doorgaans om ernstige vermogens-, drugs-, en geweldsdelicten.” Zo luidt de inleiding van de memorie van toelichting op het voorstel van de Wet bestuurlijk verbod rechtspersonen (het Wetsvoorstel). “OMG’s die gekenmerkt worden door structureel strafbaar handelen en als gevolg daarvan maatschappelijk ontwrichtend werken, moeten verboden kunnen worden”, zo oordelen de initiatiefnemers van het Wetsvoorstel.
Huidige wetgeving
De huidige wetgeving biedt reeds de mogelijkheid om een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid of doel in strijd is met de openbare orde door de civiele rechter te laten ontbinden. Deze route blijkt in de praktijk echter moeilijk toepasbaar te zijn vanwege haar tijdrovende karakter. Zo heeft de poging van het Openbaar Ministerie om de Hells Angels te verbieden ruim 2,5 jaar geduurd en uiteindelijk geen succes opgeleverd. Bovendien wordt crimineel handelen van de bij de rechtspersoon betrokkenen in de rechtspraak niet snel aan de rechtspersoon zelf toegerekend. De initiatiefnemers van het Wetsvoorstel zijn van mening dat de daden van leden van een OMG (meestal georganiseerd in een vereniging) niet los kunnen worden gezien van de club waartoe ze behoren en dat die club om die reden verboden moet kunnen worden.
Wetsvoorstel
Met het Wetsvoorstel wordt in de eerste plaats getracht het (in de rechtspraak ontwikkelde) vereiste van toerekening te verruimen. Van toerekening is volgens het Wetsvoorstel sprake indien gedragingen van de leden (i) samenhangen met de werkzaamheid of het doel van de rechtspersoon, (ii) ze in georganiseerd verband hebben plaatsgevonden en (iii) ze door de rechtspersoon worden geduld (artikel 2 lid 2 Wetsvoorstel).
Het is daarbij opvallend dat het Wetsvoorstel spreekt over ‘leden’ in relatie tot de rechtspersoon aangezien de meeste rechtspersonen in Nederland geen leden kennen. Waarschijnlijk is dit ingegeven door het feit dat vooral verenigingen (die wel leden kennen) in de praktijk voor problemen zorgen.
Verder is in het Wetsvoorstel opgenomen dat een rechtspersoon bij besluit van de minister kan worden verboden. Momenteel geschiedt dat nog door de rechtbank op verzoek van het Openbaar Ministerie. Hoewel tegen een besluit van de minister ook bezwaar en beroep openstaat, schorst dat de werking niet van het besluit, hetgeen het openbaar ministerie slagvaardiger maakt dan onder de huidige wetgeving.
Voor het criterium “strijd met de openbare orde” hebben de initiatiefnemers tot slot aansluiting gezocht bij de huidige regeling. Van strijd met de openbare orde is sprake indien ‘de werkzaamheid van een rechtspersoon een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van als wezenlijk ervaren beginselen van het Nederlandse rechtsstelsel en die de samenleving ontwricht of kan ontwrichten’. Dit openbare-ordebegrip sluit aan bij artikel 8 van de Grondwet (vrijheid van vereniging), maar moet worden onderscheiden van het openbare-ordebegrip uit de Gemeentewet (lees: de naar plaats en tijd bepaalde normale gang van zaken op voor het publiek toegankelijke plaatsen).
Stand van zaken
Het Wetsvoorstel ligt momenteel ter consultatie voor, hetgeen inhoudt dat een ieder daarop kan reageren. Op 17 april 2018 sluit de consultatie. Vooralsnog is onbekend (of en) wanneer de Wet bestuurlijk verbod rechtspersonen in werking treedt. Clairfort houdt u hieromtrent op de hoogte.
Neem contact op