Sommige winkeliers denken ten onrechte dat zij buiten schot blijven als ze een inbreukmakend product in de schappen hebben staan en menen dat de rechthebbende zich tot de producent moet wenden. En zo maken wij meer gevallen mee waarbij de betrokken partijen niet weten welke schakels in de keten er aangesproken kunnen worden. Reden voor ons om een overzichtje op te stellen.
De producent
De keten begint bij de producent. Die kan in principe aangesproken worden in geval van inbreuk. Daarbij kan het gaan om een partij die iets namaakt van een derde, maar we kennen ook allemaal de verhalen van de officiële fabriek die in de avonduren de machine nog even aanslingert terwijl de rechthebbende daar niets van weet.
We plaatsen daar twee kanttekeningen bij.
IE-rechten geven niet automatisch wereldwijde bescherming. Dat is bijvoorbeeld het geval bij merkrechten. Als de producent in een land zit waar de rechthebbende zijn merk niet heeft geregistreerd en de producten enkel daar verkoopt, dan is optreden tegen de producent niet mogelijk waar het gaat om het ongeautoriseerde gebruik van het merk. Wel kan dan de partij worden aangepakt die de producten naar Nederland haalt als de merken daar wel geregistreerd zijn.
Ook kunnen praktische problemen een rol spelen. Zo is het vaak lastig om effectief rechten te handhaven in landen waar ze in karakters communiceren.
De vervoerder
De vrachtwagenchauffeur die rollen inbreukmakend behang vervoert of het schip dat nagemaakte designbanken in het ruim heeft staan, hoeven niet bang te zijn dat zij een sommatiebrief ontvangen als ze enkel zorgen voor vervoer en geen actieve rol hebben bij de verhandeling. Dat is ook logisch. Van deze partijen kan niet verwacht worden dat zij eerst een uitgebreide controle uitvoeren voordat ze op pad gaan.
De wederverkoper
Onder ‘wederverkoper’ verstaan wij alle partijen die producten niet zelf (laten) maken maar die de producten inkopen en verder verhandelen. Dus zowel de groothandel en andere partijen die B2B verkopen als de detailhandel en kleine ‘papa- en mamawinkels’.
Deze partijen kunnen aan worden gesproken als zij een inbreukmakend product verhandelen en zullen zelf met de rechthebbende tot een regeling moeten komen. Dat betekent niet alleen dat zij moeten stoppen met de verkoop maar ook dat de rechthebbende een financiële compensatie kan vorderen. Zij kunnen zich dus niet verweren met de stelling dat de rechthebbende maar contact op moet nemen met hun leverancier.
Dat zij niet van de inbreuk op de hoogte waren, is evenmin een argument om de inbreukmakende producten te blijven verkopen. Wel kan dit invloed hebben op de te betalen compensatie.
Deze partijen kunnen vaak wel hun schade op de vorige schakel in de keten verhalen. Zeker als ze niet van de inbreuk op de hoogte hoefden te zijn.
De consument
Stel, een meubelontwerper ziet door het raam een fauteuil staan bij de buurman die duidelijk op zijn ontwerp is geïnspireerd. Wat kan hij dan doen?
Juridisch niet veel. De regelgeving op het gebied van het intellectuele eigendomsrecht biedt meestal niet de mogelijkheid om tegen de consument op te treden. Dat wordt vanzelfsprekend anders als de ‘consument’ in zijn of haar schuurtje inbreukmakende meubels in elkaar knutselt en gaat verkopen.
Kortom, de handel in inbreukmakende producten kan vaak bij verschillende partijen uit de keten worden aangepakt. Of anders gezegd: er kan aan de nodige poten worden gezaagd.
Meer weten?
Meer weten over de inbreuk op intellectuele eigendomsrechten? Ons team van intellectuele eigendomsrechtspecialisten staat voor u klaar.
Dit artikel werd geschreven voor Wonen360.nl, hét nieuwsplatform voor B2B interieur- en woonprofessionals.
Neem contact op