Op 14 oktober 2020 heeft de rechtbank Oost-Brabant geoordeeld dat bij een aanrijding op een fietspad tussen een fietser en een snorfiets zowel de gemeente als de aannemer, die handelde in de uitvoering van een overheidstaak, hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van onrechtmatige daad. De aannemer had de weg onjuist afgezet in verband met wegwerkzaamheden. De rechtbank past de Kelderluik-criteria toe.
Feiten
In dit vonnis gaat het om een aanrijding tussen een fietser en een snorfietser, die was ontstaan door een, door de aannemer, verkeerd aangegeven verkeerssituatie. De door de gemeente ingeschakelde aannemer had enkel bebording geplaatst ter hoogte van de wegwerkzaamheden, maar geen bebording geplaatst om het verkeer op het fietspad, na het passeren van de wegwerkzaamheden, weer naar de eigen rijbaan aan de overkant van de weg te verwijzen. Een snorfietser reed daardoor langer dan nodig op de verkeerde weghelft en kwam in botsing met een tegemoetkomende fietser die wel op de juiste weghelft reed.
Aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten uitgesloten
Hoewel de aannemer de bebording heeft geplaatst in opdracht van de gemeente, is artikel 6:171 Burgerlijk Wetboek omtrent aansprakelijkheid voor niet-ondergeschikten niet van toepassing.
De rechtbank wijst erop dat het plaatsen van voldoende en juiste bebording voor het regelen van het verkeer en het waarborgen van de verkeersveiligheid, in het algemeen de uitoefening van een overheidstaak betreft. Als het gaat om de uitoefening van de overheidstaak, dan is – zo blijkt uit de Parlementaire Geschiedenis – artikel 6:171 Burgerlijk Wetboek niet van toepassing.
De rechtbank wijst er echter wel op dat wanneer iemand in zijn hoedanigheid ter uitoefening van een overheidstaak optreedt, zijn gedragingen in het maatschappelijk verkeer in het algemeen als gedragingen van het betreffende overheidslichaam zullen hebben te gelden. Als die gedragingen een onrechtmatige daad opleveren, zal deze daarom in het algemeen als een onrechtmatige daad van dat overheidslichaam in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (onrechtmatige daad) moeten worden beschouwd. Dat betekent dat als de bebording rond de plaats van de aanrijding tussen de fietser en de snorfietser onvoldoende en onjuist is gebleken, er sprake is van nalaten van de gemeente zelf, ook al heeft de gemeente voor de feitelijke uitoefening van haar overheidstaak een aannemer ingeschakeld.
Gevaarzetting volgens de Kelderluik-criteria?
Voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van de gemeente op grond van onrechtmatige gevaarzetting is de bestaande verkeerssituatie op de dag van het ongeval beslissend. De rechtbank toetst dit door middel van de toepassing van de Kelderluik-criteria. Op de gemeente rust de plicht ervoor te zorgen dat de toestand van de weg, de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Deze verplichting is in artikel 6:174 leden 1 en 2 Burgerlijk Wetboek verwoord als een risicoaansprakelijkheid. Bij het antwoord op de vraag of de weg voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, en dus niet gebrekkig is, komt het derhalve aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Daarbij is ook van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Deze maatstaven komen overeen met de zogenoemde “kelderluikcriteria” die de Hoge Raad heeft geformuleerd in het Kelderluikarrest van 5 november 1965.
Ook aansprakelijkheid aannemer
De rechtbank stelt voorop dat de aannemer niet heeft betwist dat zij in relatie tot de gemeente verantwoordelijk was voor (het plaatsen van) de bebording rond de wegwerkzaamheden die de aannemer in opdracht van de gemeente uitvoerde. De aannemer heeft daarmee een eigen zorgplicht op zich genomen ten aanzien van de veiligheid van de verkeersdeelnemers rond de door haar uitgevoerde wegwerkzaamheden. Na toepassing van dezelfde Kelderluik-criteria volgt dat de aannemer een op haarzelf rustende zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van de verkeersdeelnemers rondom de wegwerkzaamheden heeft geschonden.
De rechtbank verklaart voor recht dat zowel de gemeente als de aannemer hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van een onrechtmatige daad door de aannemer.
Vragen?
Hebt u vragen over dit artikel? Onze specialisten op het gebied van Bouw & Vastgoed helpen u graag verder.
Neem contact op