Op 31 oktober 2019 zijn de nieuwe drempelbedragen voor Europese aanbestedingen bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (Pb. EU L 279). De nieuwe drempelwaarden zijn vastgesteld voor een periode van twee jaar en gelden vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.
Wat zijn de nieuwe drempelwaarden?
De nieuwe drempelbedragen zijn wat lager dan de huidige drempelbedragen. Zo wordt bijvoorbeeld het drempelbedrag voor opdrachten voor werken en concessieovereenkomsten verlaagd van € 5.548.000 naar € 5.350.000. Het drempelbedrag voor opdrachten van decentrale overheden voor leveringen en diensten wordt verlaagd van € 221.000 naar € 214.000.
De drempelwaarden die vanaf 1 januari 2020 gelden zijn hieronder weergegeven:
Drempels | (De)Centrale overheid | Speciale-sector bedrijven |
---|---|---|
Werken | € 5.350.000 | € 5.350.000 |
Leveringen | € 139.000 / € 214.000 | € 428.000 |
Diensten | € 139.000 / € 214.000 | € 428.000 |
Specifieke diensten[1] | € 750.000 | € 1.000.000 |
Concessieovereenkomsten | € 5.350.000 | € 5.350.000 |
Prijsvragen | € 144.000 / € 221.000 |
[1] Het betreft sociale en andere specifieke diensten.
Voor lidstaten die een andere valuta dan de Euro hanteren heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd met daarin de tegenwaarden in de nationale valuta’s, van de bovenstaande drempelwaarden.
Waarde van een opdracht of raamovereenkomst
Hoe wordt de waarde van een opdracht of raamovereenkomst bepaald?
Uit artikel 2.15 lid 1 Aanbestedingswet 2012 (“AW”) volgt dat bij het bepalen welke drempelwaarden van toepassing zijn, het moment waarop de aanbesteding in de markt wordt gezet, bepalend is. Dit betekent dat bovenstaande drempelbedragen van toepassing zijn op aanbestedingen die op of na 1 januari 2020 worden aangekondigd.
Bij meervoudige of enkelvoudige aanbestedingen moet de datum worden aangehouden waarop de ondernemer(s) uitgenodigd worden om een inschrijving te doen. Het moment van gunning of contractsluiting is niet van belang bij het vaststellen welke drempelwaarden van toepassing zijn.
Op grond van artikel 2.15 lid 2 AW moet bij het vaststellen van de waarde van de opdracht uit worden gegaan van het totale bedrag. Dit totaalbedrag is exclusief omzetbelasting maar met inbegrip van de opties en (eventuele) verleningen welke zijn vermeld in de aanbestedingsstukken. Bij een raam-overeenkomst moet bij de berekening van de waarde worden uitgegaan van alle voor de duur van de raamovereenkomst voorgenomen opdrachten (artikel 2.15 lid 3 AW).
Het is aanbestedende diensten niet toegestaan om opdrachten te splitsen met het oogmerk zich te onttrekken aan de drempelwaardes en daarmee de aanbestedingsplicht. Zie aangaande de raming van opdrachten meer uitgebreid artikel 2.13 tot en met 2.22 AW.
Neem contact op