Rechtsvorderingen verjaren na verloop van tijd. Verjaring betekent op zich niet, dat de rechtsvordering dan niet meer bestaat. Het betekent wel dat de rechtsvordering dan niet meer opeisbaar is. Het is dan niet meer mogelijk om bij de rechter de nakoming van de rechtsvordering af te dwingen.
Het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat verschillende verjaringstermijnen. Vaak vijf jaar, soms twee jaar en als de wet geen andere verjaringstermijn bepaalt, is de verjaringstermijn 20 jaar. Een voorbeeld van een verjaringstermijn van vijf jaar is de verjaring van een rechtsvordering tot vergoeding van schade. Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door verloop van vijf jaar. Verjaringstermijnen zijn niet vast, maar kunnen worden verlengd. Dit verlengen van een verjaringstermijn noemt men ‘stuiten’. De handeling waarmee men dat doet, noemt men een ‘stuitingshandeling’. Maar wat precies is een stuitingshandeling en aan welke voorwaarden moet de stuitingshandeling voldoen?
In de wet is bepaald:
De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. (Artikel 3:317 BW)
Om een verjaring te stuiten moet men dus schriftelijk duidelijk maken dat men zich het recht op nakoming voorbehoudt. Door de stuiting begint de verjaringstermijn weer opnieuw te lopen. Het kan echter voorkomen, dat met de schuldenaar op verschillende momenten schriftelijk wordt gecommuniceerd over de schade, maar zonder daarbij bewust de verjaring te stuiten. Als partijen er vervolgens niet uitkomen en de schuldeiser start een procedure is het de vraag, of en wanneer de verjaring voor het laatst is gestuit, om te kunnen bepalen, of de verjaringstermijn reeds is verlopen.
Hoge Raad
Deze kwestie speelde in een recente zaak die heeft geleid tot een arrest van de Hoge Raad. In die zaak zijn door de schuldeiser meerdere berichten aan de schuldenaar verstuurd. Uiteindelijk is door de schuldeiser een procedure aanhangig gemaakt, exact vijf jaar na de laatste brief van de schuldeiser. De laatste brief voldeed echter niet aan de wettelijke eisen voor stuitingshandelingen. Uit de tekst van de laatste brief was niet duidelijk dat de schuldeiser zich het recht op het instellen van een vordering tot schadevergoeding heeft voorbehouden. Een eerdere e-mail was wel een duidelijke stuitingshandeling.
De rechtbank en het gerechtshof hebben de gevorderde schadevergoeding afgewezen, omdat deze verjaard zou zijn, vanwege het verstrijken van meer dan vijf jaar na de eerdere e-mail. De schuldeiser heeft zich niet neergelegd bij de uitspraken en heeft zich tot de Hoge Raad gewend.
De Hoge Raad geeft eerst de algemene functie van een stuitingshandeling weer:
De betreffende schriftelijke mededeling moet een duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar zijn, dat ook na het verstrijken van de betreffende verjaringstermijn rekening ermee moet worden gehouden, dat de betreffende vordering nog wordt ingesteld, zodat hij zijn gegevens en bewijsmateriaal, dat hij wellicht nodig heeft om zich te verweren, beschikbaar houdt.
Het gaat dus om het signaal, dat de schuldenaar zijn bewijsmateriaal nog beschikbaar moet houden, voor het geval alsnog een procedure wordt ingesteld door de schuldeiser.
Om te beoordelen, of de betreffende mededeling dit waarschuwingsdoel bereikt, dient volgens de Hoge Raad niet alleen te worden gekeken naar de pure tekst van de betreffende mededeling zelf, maar ook naar de context, waarin de mededeling wordt gedaan, en de overige omstandigheden van het concrete geval.
Bij de beoordeling van de stuitingshandeling dient volgens de Hoge Raad ook gekeken te worden naar de eerder gevoerde correspondentie tussen partijen. In deze zaak betekende dit, dat bij de beoordeling van de laatste brief van de schuldeiser, ook gekeken moet worden naar de eerdere e-mail met de duidelijke stuitingshandeling. Omdat de laatste brief duidelijk voort bouwde op de eerdere e-mail, heeft de Hoge Raad de schuldeiser in het gelijk gesteld en het betreffende arrest van het gerechtshof vernietigd.
Resumé
Het is over het algemeen raadzaam bij correspondentie met een schuldenaar duidelijk aan te geven, dat men zich het recht voorbehoud een rechtsvordering tot nakoming in te stellen.
Indien het voorbehoud echter niet duidelijk uit de tekst van de mededeling naar voren komt, is voor de vraag of met de betreffende mededeling de verjaring is gestuit, de eerder gevoerde correspondentie van belang.
Vragen
Mocht u vragen hebben over verjaring van vorderingen en stuitingshandelingen, neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.
Neem contact op