Regelmatig levert een te late aansluiting op een nutsvoorziening, zoals elektriciteit of gas, vertraging op in bouwprojecten. Te late aansluiting levert de aannemer of de projectontwikkelaar vaak schade op. Recent heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over de vraag of een netbeheerder de in de Elektriciteitswet geregelde termijn van 18 weken moet nakomen. Ook de Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft een oordeel geveld over een soortgelijke kwestie. Na deze uitspraken heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie op 2 september 2021 uitspraak gedaan in een zaak over de onafhankelijkheid van de Duitse energietoezichthouder. Deze uitspraak bindt ook de Nederlandse energietoezichthouder, de ACM. In deze blog wordt ingegaan op de gevolge die de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft voor de uitspraken van de Hoge Raad en de ACM.
Uitspraak Hoge Raad
Op 26 maart 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de in de Elektriciteitswet gestelde termijn van 18 weken een fatale termijn is. Netbeheerder Liander moet binnen 18 weken een aansluiting op het elektriciteitsnet realiseren op straffe van een dwangsom.
Liander voert als verweer dat het niet mogelijk is om de overeenkomst binnen 18 weken na te komen vanwege een tekort aan gekwalificeerd technisch personeel. Naar de mening van Liander zou het tekort buiten haar invloedssfeer vallen. Deze redenering wordt door de Hoge Raad ter zijde geschoven. Er wordt daarbij door de Hoge Raad verwezen naar artikel 23 Energiewet waarin de fatale termijn van 18 weken staat opgenomen. Deze termijn is opgenomen om te voorkomen dat een netbeheerder misbruik maakt van het monopolie dat zij heeft in de regio op het gebied van energieleverantie.
Liander voert tevens het verweer dat zij in strijd zou handelen met het discriminatieverbod uit artikel 23 lid 2 Energiewet. Het niet op volgorde van binnenkomst afhandelen van de aanvragen leidt volgens Liander tot het “voortrekken” van bepaalde aanvragers en daarmee tot strijd met de wettelijke verplichting zich te onthouden van discriminatie tussen aanvragers. Dit verweer wordt ook door de Hoge Raad verworpen. Het discriminatieverbod brengt op zichzelf met zich mee dat een partij niet voorgetrokken of achtergesteld mag worden. Het discriminatieverbod heeft echter niet tot gevolg dat Liander van haar wettelijke plicht om de gevraagde aansluitingen binnen 18 weken te realiseren wordt ontslagen volgens de Hoge Raad.
De termijn van 18 weken uit de Elektriciteitswet is dus een fatale termijn. Het al dan niet tijdig aantrekken van voldoende en behoorlijk opgeleid personeel, bijvoorbeeld door (uitzonderlijk) goede arbeidsvoorwaarden aan te bieden of gedurende vakantieperiodes hogere vergoedingen in het vooruitzicht te stellen, is juist een commerciële afweging die volledig binnen de invloedssfeer van Liander ligt.
Uitspraak Autoriteit Consument & Markt (ACM)
Op 11 december 2019 heeft de ACM een geschillenuitspraak gewezen in een soortgelijke zaak tegen Liander. Liander voerde dezelfde argumenten aan, maar ook de ACM heeft Liander geen gelijk gegeven.
De ACM stelt in het geschillenbesluit vast dat Liander de gevraagde aansluiting moet realiseren binnen 18 weken. De Elektriciteitswet stelt dat aansluitingen moeten worden gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Voor het bepalen van wat een redelijke termijn is, maakt de wet onderscheid naar capaciteit en de functie van de aansluiting. Aansluitingen met een capaciteit tot 10 MVA moet een netbeheerder in ieder geval realiseren binnen 18 weken, ongeacht de aard van de installatie die zich achter de aansluiting bevindt.
Dan komen wij nu op de uitspraak van het Hof van Justitie van september 2021.
Uitspraak Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU)
De Europese Commissie is een inbreukprocedure gestart tegen Duitsland, omdat Duitsland naar mening van de Europese Commissie Richtlijnen 2009/72/EG (gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit) en 2009/73/EG (gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas) verkeerd had geïmplementeerd. De uitspraak heeft bevestigd dat voor de energietoezichthouder een sterkere rol is vastgelegd in de Europese Richtlijnen dan dat Duitsland de energietoezichthouder had gegeven. Uit de uitspraak blijkt onder meer dat regels stellen voor netbeheerder met betrekking tot de aansluiting op en toegang tot de energienetten zijn voorbehouden aan de energietoezichthouder, in Nederland de ACM.
In de huidige Elektriciteitswet, de grondslag van de uitspraak van de Hoge Raad en de ACM, staan regels over de aansluittermijn. Op een aantal concrete onderwerpen is de Nederlandse wetgever verder gegaan dan de Europese wetgeving (de Richtlijnen) haar toestaan. Zoals hierboven uiteengezet is bijvoorbeeld in de Elektriciteitswet opgenomen dat de aansluittermijn, bij aansluitingen kleiner dan 10 MVA, maximaal 18 weken is. De uitspraak van het HvJ EU heeft bevestigd dat het Ministerie op grond van de Richtlijnen niet bevoegd is deze termijn vast te stellen. Deze bevoegdheid komt alleen de ACM toe.
Omdat de grondslag voor de boetes die de ACM heeft opgelegd aan netbeheerders wegens overtreding van de 18 weken termijn, de termijn uit de Elektriciteitswet is heeft de ACM deze boetes ingetrokken. Op korte termijn start de ACM een nieuw codewijzigingstraject om redelijke aansluittermijnen in technische codes vast te leggen. Aan deze codes kan de ACM vervolgens toetsen of de netbeheerder juist heeft gehandeld en of er een grondslag is voor een boete.
Totdat de ACM nieuwe codes heeft vastgesteld blijft de ACM uitgaan van de norm van een redelijke aansluittermijn uit de wet, die zo nodig, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, nader kan worden vastgesteld. Op die manier blijven individuele afnemers in de tussentijd beschermd tegen onredelijk lange aansluittermijnen.
De uitspraak van het HvJ EU heeft ook gevolgen voor de nieuwe Energiewet waar de Nederlandse wetgever aan werkt. Het Ministerie heeft aangegeven dat het wetsvoorstel in lijn is gebracht met de Europeesrechtelijke eisen van onafhankelijk toezicht.
Conclusie
De uitspraak van de Hoge Raad en de ACM zijn niet in lijn met de uitspraak van het HvJ EU. De grondslag die de Hoge Raad heeft gebruikt voor haar uitspraak, de aansluittermijn uit de Elektriciteitswet, is in strijd met Europese Richtlijnen. De ACM zal moeten bezien of de 18 weken termijn een redelijke termijn is. Het is aan de ACM om te bepalen of zij dit redelijk acht of toch een andere termijn wil coderen. Het is tevens aan de ACM om uitzonderingen te coderen op de vastgestelde termijn. Tot op heden heeft de ACM nog geen termijnen gecodeerd.
Vragen of advies nodig?
Hebt u vragen over nutsbedrijven die vertraging veroorzaken of weigeren om binnen een redelijke termijn een aansluiting te realiseren? Neem dan gerust contact op met René Mussaeus of Najama Voogd. Zij staan overigens ook voor u klaar om te anticiperen op mogelijke vertraging door nutsbedrijven.
Neem contact op